In het prachtige boek Vertroostingen van Dirk de Wachter, dat ik deze kerst van goede vrienden kreeg, lees ik de woorden: verdriet is een ding met stekels. Iemand verliezen doet pijn, het verwondt ons tot bloedens toe. Therapeuten hebben de neiging dat verdriet weg te willen nemen. De Wachter denkt dat dat niet de goede weg is; ‘weggooien van het pakket met verdriet zet een boemerang in werking. Ooit komt dat verdriet terug, in je gezicht en het zal je nog meer verwonden. Hoe harder en sneller je het wegsmijt, hoe harder het terugkomt. Van rouwverwerking is dan geen sprake. Goede troost impliceert dat verdriet met stekels te behouden, op een bepaalde manier zelfs te koesteren. Dat verdriet moet je behouden, zacht in wikkels, omzwachteld met verhalen, woorden, schoonheid en nabijheid. Pak het zo in dat je het onder je arm kunt meedragen. Het is er dan nog maar het steekt niet meer.’
Dit is zo waar. Dit voelt als zo waar. Bij groot verdriet willen we ons verdriet helemaal niet vergeten, we willen het voelen, het hoort immers bij de liefde die er ook nog steeds is. Als therapeut wil ik samen met mijn cliënten hun landschap van rouw verkennen, er liefdevol doorheen wandelen, goed rondkijkend, de details in ons opnemen, in een kalm tempo. De Wachter vat het mooi samen: ‘Troost is niet dat verdriet wegnemen, troost is er een schoonheid aan te geven.’